Trilplaten zijn een bekend fenomeen in menige sportschool of op zolderkamers. De meeste mensen vinden het trillen wel een prettig gevoel. Maar werkt het nu ook echt? Italiaanse onderzoekers hebben een poging gewaagd om hier antwoord op te geven door 71 artikelen te bestuderen. Ze hebben daarbij alleen gekeken naar het effect op de spieren. En wat blijkt?
In sommige gevallen kan het inzetten van trilling een positief effect hebben op de spierspanning: spierkracht verbetert direct na korte periodes (30-60 seconden) van trilling. Kortere of langere sessies bleken minder succesvol, al was het ook afhankelijk van de frequentie van de trilling.
Ook in onze praktijk maken we gebruik van trilling. Bijvoorbeeld als u op de bank ligt om de rugspieren gunstig te beinvloeden. Bij onze neurologische patienten kan trilling nog belangrijker worden. We kijken dan niet meer naar de effecten op de spieren, maar juist naar de effecten op het zenuwstelsel.
Aan de hand van trilling-stimulatie worden er tijdelijk heel veel zenuwuiteinden in de huid, gewrichten en spieren actief. Deze zenuwuiteinden geven hun activiteit door aan de hand van zogenaamde actiepotentialen (signalen). Wanneer deze signalen het centrale zenuwstelsel bereiken worden ze daar doorgegeven aan andere zenuwcellen. Omdat we weten hoe deze verbindingen verlopen kunnen we dus heel gericht bepaalde stukken in het brein, ruggenmerg of hersenstam activeren.
Wanneer deze onderdelen van het zenuwstelsel voorheen met moeite actief waren te krijgen, dan kan trilling dus helpen met het herstellen van functie. Dit is onder andere van belang bij hersenschudding, maar kan ook van belang zijn bij rug- of nekklachten en hoofdpijn.Wij zetten het dan ook regelmatig in bij mensen om balans te verbeteren of kracht terug te winnen, altijd op een specifieke manier voor de persoon in kwestie. Random trillen is prettig en lijkt soms iets te helpen, gericht is waarschijnlijk veel beter.
Referentie
Cerciello S, Rossi S, Visonà E, Corona K, Oliva F. Clinical applications of vibration therapy in orthopaedic practice. Muscles Ligaments Tendons J. 2016 May 19;6(1):147-56